In ‘Op weg met de Bhagavad Gita’ start hoofdstuk 13 met de volgende inleiding:
Hoewel Arjuna het goddelijke bewustzijn heeft verkregen door het aanschouwen van de ware gedaante van God en zijn hart overloopt van liefde voor God, is er nog steeds een gevoel van afgescheidenheid. Hier gaat Krishna op door. Hij spreekt over de hoogste Ziel, die op reis gaat naar de uiteindelijke Purushottama en de totale vereniging met God. Dit hoofdstuk bevat de meest mystieke en onthullende wijsheid van de Bhagavad Gita, waarin God ons inzicht biedt in het bovennatuurlijke van de mens en het schitterende universum. Krishna verwijst naar prakriti, de zichtbare wereld, als ‘het veld’ (kshetra), waartoe ook ons fysieke lichaam behoort. Degene die in dit veld verblijft, is ‘de Kenner van het veld’, de stille getuige die alles aanschouwt (kshetrajna).
Het veld is samengesteld uit de vijf elementen, het gevoel van in- dividualiteit (ahamkara), de rede (buddhi) en de geest (manas), de vijf organen van handelen, de vijf zintuigen en de vijf zintuiglijke waarnemingen. Kortom alles wat aan verandering onderhevig is, emoties zoals begeerte en afkeer, liefde en haat, vreugde en verdriet inbegrepen, maakt deel uit van het veld (prakriti).
Men zegt dat het veld het verblijf is van de levende ziel.
Bekijk hieronder een deel van de Bhagavad Gita DVD Hoofdstuk 13 met Mansukh Patel op YouTube – een deel uit ‘De kenner van het veld’:
Als je weet hebt van dit veld en van de Kenner van het veld, beschik je over de ware kennis. Krishna zegt dat deze ons zal leiden naar het bewustzijn van onze individuele ziel (jivatma). Het niveau van prakriti, waar wij ons bevinden, vormt het uitgangspunt om te begrijpen wat purusha is, hetgeen lijkt op het eindige dat het oneindige probeert te meten. We kennen en ervaren het wezenlijke alleen, als we leven zonder de afleiding, vervorming en verwarring die veroorzaakt worden door de voortdurende veranderingen van het veld. Zo worden we tenslotte het Zelf gewaar. Om het wezenlijke hiervan te begrijpen, moeten we onze geest eerst verfijnen en daarom beschrijft Krishna alle eigenschappen die de geest moet ontwikkelen. Hieruit ontstaat ware kennis die ons naar het allerhoogste zal leiden.
Krishna geeft dan een uitleg over de hoogste Ziel, hoewel deze zich eigenlijk niet in woorden laat uitdrukken. Toch probeert Hij ons er op een fascinerende manier een beeld van te schetsen. Omdat Arjuna de vorm van God heeft gezien, is hij in staat de hoogste Ziel door Krishna’s woorden heen te voelen. Wij kunnen echter slechts een verbrokkeld beeld krijgen van wat Hij bedoelt wanneer Hij spreekt over het alles doordringende en het alom tegenwoordige, dat zowel in als buiten ieder schepsel aanwezig is. Het is ver weg en toch dichtbij, in beweging en toch bewegingloos, ondeelbaar en toch lijkt het zich te verdelen over verschillende schepselen.
Het leeft diep in het hart van iedereen, is het Licht der lichten, voor eeuwig aan de duisternis ontstegen, en deze wijsheid is het doel van alle kennis. Hij die dit mysterie kent, is vrij.
Door het verschil te kennen tussen het veld en de Kenner van het veld bereiken we het Zelf.
Ware wijsheid is het inzicht waardoor men tot het zuivere besef komt van het verschil tussen het veld en de Kenner van het veld.
Meer? Klik hier voor al onze Bhagavad Gita producten.