In ‘Op weg met de Bhagavad Gita’ start hoofdstuk 6 met de volgende inleiding:
Als de beheerste geest rust vindt in het Zelf en geen enkel verlangen meer kent, dan heb je eenheid met God gevonden.
Krishna benadrukt nogmaals, dat het loslaten van alle persoonlijke verlangens de weg van de wijzen is. Omdat verlangens en begeerten teveel verwarring veroorzaken, kan alleen een gelouterde geest, die niet wordt verstoord door de onophoudelijke prikkels van de zinnen, zich richten op het atman, het grote Zelf. Als we alle lagere prikkels van lichaam, geest en zinnen beheersen, wordt de geest een vriend in plaats van een vijand. We worden hierbij geholpen door het hogere Zelf en als onze zelfbeheersing groeit, bereiken we innerlijke harmonie door meditatie.
Bekijk hieronder een deel van de Bhagavad Gita DVD Hoofdstuk 6 met Mansukh Patel op YouTube – een deel uit ‘Lessen in meditatie’:
In dit hoofdstuk benadrukt Krishna het belang van meditatie en geeft duidelijke aanwijzingen hoe we de geest kunnen concentreren. Zoek een rustige plek en ga gemakkelijk zitten met de rug recht en ontspannen. Krishna raadt ons aan om nasi kagra drishti te beoefenen, wat betekent ‘de aandacht richten op de neuswortel’ waar het oog der wijsheid zich bevindt. Voorbereiding is van het grootste belang als we succes willen hebben in meditatie en Krishna geeft ons hierover vele adviezen.
Matigheid in alles is de sleutel.
Eet en slaap niet te veel of te weinig en vermijd uitersten. Op deze manier bundelen we al onze innerlijke kracht in plaats van deze te verspillen, en richten we ons op het hoogste. Als we hiertoe in staat zijn, ontdekken we de gelukzaligheid van de ziel (atman), die met niets op deze wereld te vergelijken is. Als we dit eenmaal geproefd hebben, verliezen alle zinnelijke genoegens hun aantrekkingskracht. Er blijft niets te bereiken over en we worden nooit meer van ons stuk gebracht, zelfs niet door de ergste tragedie.
Wij moeten onze geest echter wel concentreren en verstillen zodat we zonder afleiding onze aandacht op het Zelf kunnen richten. Dit is erg moeilijk en Arjuna betwijfelt of hij hiertoe wel in staat is.
De geest is niet alleen rusteloos, maar een poging hem te beteugelen kost evenveel moeite als het vangen van de wind.
Krishna geeft toe dat de geest erg rusteloos is en moeilijk te beteugelen. Als we de geest niet kunnen beheersen, is het bijzonder moeilijk te slagen in meditatie. Maar Hij verzekert ons dat het mogelijk is door voortdurende oefening (abhyasa) en onderscheidingsvermogen (vairagya).
Het is Arjuna niet duidelijk wat het lot is van iemand die, ondanks zijn oprechtheid en geloof, hier niet in slaagt. Krishna verzekert hem dat geen enkele inspanning ooit tevergeefs is. Deze persoon wordt bijna zeker opnieuw geboren in een gezin waar hij de draad van het spirituele leven weer op kan pakken, gevoed door de kennis uit andere levens. Hij heeft dan een grotere kans van slagen.
Hij, die volledig in Mij opgaat en Mij met heel zijn hart aanbidt, is de hoogste van allen.
Meer? Klik hier voor al onze Bhagavad Gita producten.