In ‘Op weg met de Bhagavad Gita’ start hoofdstuk 7 met de volgende inleiding:
Ik zal je wijsheid en inzicht geven, zodat je Mij ten volle zult kennen als een juweel dat in de palm van je hand ligt.
Krishna is vastbesloten om Arjuna de wijsheid bij te brengen die hem in staat zal stellen de hoogste waarheid rechtstreeks te ervaren. ‘Hierna blijft er niets over dat gekend moet worden’, zegt Hij. Het is echter niet gemakkelijk, want van de duizenden die hiernaar streven, zijn er slechts enkelen die erin slagen. En zelfs zíj leren zelden het ware van God kennen. Vervolgens legt Krishna uit wat de essentie van Zijn schepping is en hoe alles ontspringt uit materie (prakriti) en geest (purusha). Zonder prakriti kan purusha zich niet manifesteren en zonder purusha bevat prakriti geen leven.
Bekijk hieronder een deel van de Bhagavad Gita DVD Hoofdstuk 7 met Mansukh Patel op YouTube – een deel uit ‘De weg van liefde’:
Er bestaat niets dat hoger is dan Ikzelf, Arjuna, alles is aan Mij geregen, als parels aan een snoer.
Met dit prachtige voorbeeld toont Krishna ons dat Zijn schepping niets anders is dan Hijzelf in verschillende vormen. Hij wordt heel dichterlijk in zijn uitleg van de waarheid, terwijl Hij ons uitnodigt om Hem in alles te herkennen, zelfs in de illusie en onze innerlijke vreugde te ervaren door Hem te eren. ‘Ik ben de smaak in zuiver water, de schittering in de zon en de maan, het heilige woord AUM en de klank in de stilte.’
Weet, Arjuna, dat Ik het eeuwige, oorspronkelijke zaad in ieder schepsel ben en de rede in hen die wijsheid bezitten. Ik ben de stralende pracht van al wat prachtig is.
Op een wonderbaarlijke reis voert Hij ons langs de mysteries van Zijn wezen, waardoor we ontdekken dat Hij de essentie en de grondslag is van al het zichtbare en onzichtbare. Hij nodigt ons uit om ons bewustzijn open te stellen en het niet te laten beperken door ons gebrek aan inzicht, want Hij is in ieder atoom aanwezig. Hij spreekt over Zijn drie kosmische dansers, de drie geaardheden (guna’s), die de mens vormen en de ziel op een dwaalspoor brengen zodat we vergeten wie we zijn. De meeste mensen zien alleen deze drie geaardheden en zijn niet in staat daaraan voorbij te gaan om Hem die alles overstegen heeft te ontwaren.
Temidden van al deze veranderingen ben Ik het onveranderlijke.
Hoewel Krishna toegeeft dat Hij verantwoordelijk is voor het scheppen van de illusie (maya), die ons afleidt van ons ware Zelf, verzekert Hij ons in één adem dat degenen die hun toevlucht nemen tot Hem de illusie voorbij gaan. Zij die dat niet doen, vervallen tot hun lagere driften en zijn verloren. Dit is de eerste keer in de Gita dat Hij zijn geheim van devotie prijsgeeft en zichzelf openbaart. Hij spoort ons aan om moedig te zijn als we een spiritueel leven willen leiden in harmonie met de oneindige schepping en met Hem, de Eeuwige.
Dan beschrijft Krishna de vier categorieën mensen die hun toevlucht nemen tot Hem: zij die lijden, zij die rijkdom nastreven, zij die naar kennis verlangen en de wijzen. De wijzen munten uit omdat hun toewijding standvastig is en zij God meer liefhebben dan al het andere. Zij die oprecht naar de waarheid zoeken, zijn gezegend met een edele ziel en Hij beschouwt hen als Zijn ware Zelf. Zo’n ziel is heel zeldzaam in deze wereld en is Hem bijzonder dierbaar.
Zij zijn allen waarlijk edel, maar zij die wijs zijn mogen beschouwd worden als Mijn Zelf.
Meer? Klik hier voor al onze Bhagavad Gita producten.