In ‘Op weg met de Bhagavad Gita’ start hoofdstuk 12 met de volgende inleiding:
Arjuna is na het zien van Krishna in Zijn kosmische vorm zo door liefde voor God overmand, dat hij alleen nog maar met Hem verenigd wil worden. Hij vraagt Krishna of het beter is God in Zijn fysieke vorm of als het vormloze te vereren. Krishna zegt dat beide even goed zijn, maar dat het vereren van het vormloze moeilijk is. Omdat wij zelf een lichaam bezitten, is het voor de geest eenvoudiger om een fysieke vorm te begrijpen. Nadat Hij in hoofdstuk 11 duidelijk gesteld heeft dat God alleen te bereiken is door zuivere, ongedeelde toewijding, schetst Krishna nu een helder beeld van een zuivere toegewijde en geeft Hij duidelijke aanwijzingen hoe wij toewijding tot uitdrukking kunnen brengen.
Kennis is zeker beter dan werktuiglijk handelen, meditatie is beter dan kennis, maar niet gehecht zijn aan het resultaat van het handelen is beter dan al het voorgaande. Onthechting leidt onmiddellijk tot vrede.
Bekijk hieronder een deel van de Bhagavad Gita DVD Hoofdstuk 12 met Mansukh Patel op YouTube – een deel uit ‘De yoga van devotie’:
Krishna weet hoe moeilijk het voor ons is om altijd aan God te denken en in het bovengenoemde vers maakt Hij het eenvoudiger door een praktische methode aan te reiken. Hij zegt: ‘Als je niet in staat bent je aandacht op Mij gericht te houden, blijf dan oefenen (abhyasa) om steeds wanneer je het vergeet, je aandacht naar Mij terug te brengen. Mocht dit te moeilijk zijn, draag dan al het handelen op aan Mij en als zelfs dat te moeilijk blijkt, laat dan iedere verwachting of behoefte aan beloning voor het handelen los.’ Krishna wil het ons zo eenvoudig mogelijk maken om tot Hem te komen en Hij zegt in dit hoofdstuk dat het niet nodig is achter Hem aan te jagen, want Hij laat zich maar al te graag vangen.
Hij die zich niet laat beïnvloeden door vreugde of haat, verdriet of begeerten, die geen onderscheid maakt tussen goed en kwaad en die vervuld is van toewijding, is Mij zeer dierbaar.
Krishna geeft onvoorwaardelijke liefde aan alles en iedereen, maar onze menselijke geest kan niet begrijpen dat God altijd aanwezig is. Wij zijn het die komen en gaan, niet Hij. We vinden het moeilijk Zijn voortdurende liefde te ervaren en te voelen dat Hij het beste met ons voorheeft. God is niet streng, ruw of onbereikbaar, maar liefdevol, vrolijk en speels. ‘Ik ben van jou!’ is zijn voortdurende boodschap.
De verzen 13-20 staan bekend als de amritastakan (acht verzen van nectar), waarin Krishna onze innerlijke kracht bevrijdt zodat we de hoogste werkelijkheid kunnen ervaren. Hij beschrijft de eigenschappen van een ware toegewijde, die door niets wordt aangetrokken of afgestoten. Zijn geest is altijd evenwichtig en wordt nooit in beroering gebracht noch zal hij anderen in beroering brengen.
Altijd tevreden, zijn hart en ziel aan God opgedragen, zet de toegewijde zich uitsluitend in voor het welzijn van de wereld. Hij die niemand haat, mededogen koestert voor iedereen, niet wordt geraakt door vreugde of verdriet, succes of mislukking, eer of smaad, is God zeer dierbaar. Als we ooit de zoete smaak van de nectar van deze acht verzen hebben geproefd, willen we niets anders meer. Als we het domein van het hart betreden, waar die zuivere toewijding zetelt, willen we daar altijd blijven.
Blijf aan Mij denken, richt je geest volledig op Mij, dan zal Ik je spoedig verlossen van het denkbeeldige schouwspel van leven en dood. Daarover bestaat geen twijfel.
Meer? Klik hier voor al onze Bhagavad Gita producten.